Onlangs keurde de regering een voorstel van Minister Van Peteghem goed waarbij men een extra luik “Ploegenarbeid-bis” toevoegt aan de bestaande wetgeving m.b.t. de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing (verder vermeld als vrijstelling doorstorting BV).
Men hoopt hierbij een stuk rechtsonzekerheid weg te nemen omwille van de recente uitspraak van het Grondwettelijk Hof.
In die uitspraak interpreteert men de voorwaarde “omvang van het werk” op een strikte manier zodat heel wat bedrijven riskeren niet langer meer in aanmerking te komen voor de vrijstelling doorstorting bedrijfsvoorheffing.
Ondernemingen waar ploegenarbeid wordt verricht, zijn ervan vrijgesteld een bepaald gedeelte van de ingehouden bedrijfsvoorheffing door te storten naar de fiscus. Deze vrijstelling van doorstorting van de BV wordt enkel toegekend voor werknemers die in de maand waarvoor de werkgever het voordeel vraagt, tenminste een derde van hun arbeidstijd in ploegen werken.
Een ‘onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht' moet voldoen aan de volgende voorwaarden:
De wet omschrijft verder niet wat de voorwaarde “hetzelfde werk qua omvang” inhoudt. Bij belastingcontroles leidt deze voorwaarde dan ook tot vele betwistingen.
Begin februari 2024 velde het Grondwettelijk Hof een arrest waarbij ze oordeelde dat de strikte interpretatie van het "werk van dezelfde omvang” als “identiek werk” niet strijdig is met de Grondwet.
In de mate dat de omvang van het werk van de opeenvolgende ploegen niet hetzelfde zou zijn, verliezen bedrijven door deze strikte interpretatie de vrijstelling doorstorting BV. Volgens het Hof is dit dus niet discriminatoir.
Als antwoord op dit arrest, keurde de regering een voorstel goed waarbij men de huidige wetgeving via een overgangsmaatregel tot eind 2026 uitbreidt.
Dat voorstel zou een antwoord moeten bieden aan die werkgevers die in opeenvolgende ploegen werken, maar waarbij de omvang van het werk niet exact hetzelfde is. Zij lopen op basis van de huidige wetgeving het risico om de vrijstelling doorstorting BV te verliezen.
Concreet
Het wetsvoorstel voorziet in een Ploegenarbeid “bis”-regeling waarbij het criterium dat de opeenvolgende ploegen hetzelfde werk moeten doen qua omvang niet meer is opgenomen.
Door de uitbreiding van de huidige wetgeving zal de werkgever de keuze hebben tussen 2 mogelijke vrijstellingen. Dit tot 31 december 2026:
Opgelet, in de tweede situatie moet men deze berekening op dagbasis verrichten. Men zal dus voor elke dag wanneer er gewerkt wordt in ploegen, een vergelijking en een berekening moeten maken in functie van de output van het werk van de verschillende opeenvolgende ploegen.
Tijdelijke maatregel tot 2026
Het gaat hier dus om een tijdelijke maatregel. Door de 2e optie mogelijk te maken tot eind 2026 rekent de regering er echter op dat er voldoende tijd is om een grondiger hervorming tot stand te brengen.
Wat betekent dit voor de werkgever?
De regering heeft met deze maatregel getracht om tegemoet te komen aan de verzuchtingen in de bedrijfswereld. De uitspraak van het Grondwettelijk Hof bracht immers heel wat beroering met zich mee en veel bedrijven riskeerden niet langer gebruik te kunnen maken van de vrijstelling doorstorting BV.
Los van het administratieve werk dat deze maatregel met zich meebrengt, komen bedrijven met een asymmetrisch ploegensysteem nu wel in aanmerking voor de vrijstelling doorstorting BV.
Opgelet! Deze tekst geldt onder voorbehoud van publicatie in het Belgische Staatsblad.
Bron: https://www.sd.be/ellawebsite